Toegepaste Fysica

Toegepaste Fysica.

Hoofdstuk 1.

Warmte, temperatuur,latente- en merkbare warmte.
1. Warmte en temperatuur.
Energie : warmte gaat van het lichaam met de hoogste temperatuur naar het lichaam met de laagste temperatuur.

Ons gevoel is ontoereikend, om daarmee een temeratuur te bepalen.

Verschil in aggregatietoestand van éénzelfde stof komt neer op een verschil in snelehid van de moleculen
van die stof.

Temperatuur in verband brengen met de gemiddelde snelheid van de moleculen.

De temperatuur van een stof is een maat voor de gemiddelde kinetische energie van de moleculen.

2. Latente warmte.
Latende warmte is de toegevoegde warmte die geen temperatuurstijging teweeg brengt.
3. Merkbare warmte.
Merkbare warmte is de toegevoegde warmte die een merkbare temperatuurstijging teweeg brengt.
1.1. Smelten en stollen
A. Herhaling
B. Het smelt en stollingsverschijnsel

1. Bij voldoende temperatuurverhoging en mits er geen chemische ontbinding plaats grijpt, zullen de vaste
stoffen smelten.
Omgekeerd zal elke vloeistof bij voldoende temperatuurverlaging stollen.


2. Onder smelt-en stolingstemperatuur bij normtoestand verstaan we die temperatuur waarbij de zuivere stof onder
druk van 101325 Pa het smeltings- of stollingsverschijnsel vertoont.

C. Soortelijke smeltingswarmte.

Bij het smelten neemt een stof warmte op, hoewel de teperatuur ongewijzigd blijft.
Deze warmtehoeveelheid wordt bij het stollen terug afgegeven.

Specifieke smeltwarmte van de stof.

De soortelijke smeltingswarmte van een stof is de verhouding van de bij het smeltpunt opgenomen warmtehoeveelheid tot de
hierdoor gesmolten massa van de stof.
Ze geeft de warmtehoeveelheid aan, die nodig is om de massaeenheid van die te doen smelten.
Ze wordt uitgedrukt in J/kg.